Blog 3: Joyce Overheul

De beklemmende idylle van Joyce Overheul

Half vier ’s nachts is de beste tijd, met de grootste kans op succes. Rond die tijd sloop ik uit bed, tastte in het donker de trap af en liep de woonkamer in. De hond op de bank kwispelde flauwtjes. ‘Sst Vera, braaf, stil’, fluisterde ik tegen haar. Ik ging naast de hond zitten, mijn hand op haar warme rug en keek in het donker naar buiten.

Bijna anderhalf jaar woonde ik op de Paltz in de kapschuur, en in zo’n tijd maak je je gewoontes eigen die je in de stad nooit uitvoert. Ik zat op de bank, stak geen lamp aan, maar keek in het donker door de glazen pui naar buiten.

En daar kwam de vos, groter dan een flinke kat en afstekend tegen de stammen van de Douglas sparren in de verte. Het dier liep naar het metalen rasterkunstwerk van André Pielage dat voor mijn raam op een open plek stond. Tot ontsteltenis van de kunstenaar had ik vetbollen in zijn werk gehangen – het was een felle winter, soms vond ik in de ochtend een verhongerd vogellijkje in het gras – en de vos rook haar kans. Razendsnel klom ze omhoog in het kunstwerk, frummelde een bol uit het netje, wipte ermee naar beneden en zoef, het bos weer in.

Daar kwam de das, veel trager schuifelde hij rondom Pielage’s kunstwerk, at snuivend van de kruimels die op de grond lagen. Hij boorde zijn puntige neus in de harde grond en slaakte toen een kort blafje. De das ging ervandoor in een hobbelend galopje. Ik hield mijn handen voor de oren van de hond, zodat ze niet zou aanslaan.

En daar kwam de ree. Haar hoeven maakten geen geluid op het bevroren plaveisel van het pad voor mijn raam. Ze snuffelde, voelde met haar lippen aan de graspollen rondom het kunstwerk, en kwam toen naar het grote raam waarachter ik in het donker zat. Haar lichaam was zo dichtbij dat ik haar haren kon tellen. Ik hield mijn adem in en zat doodstil op de bank, terwijl de ree in mijn gezicht staarde. Waar dacht ze aan? Wat dacht ze te zien?

Voor Joyce Overheul (1989) is zo’n idylle niet iets om zo maar te ondergaan. Aan alles wat ze doet en ziet, zo vertelde ze me twee jaar geleden op haar atelier, liggen vijf vragen ten grondslag. Op haar atelier ging het bijvoorbeeld over de stroopwafels die ze presenteerde. Waarom zijn ze rond? Waarom hebben ze ribbels? Waarom zit de stroop erin en niet erop? ‘Wanneer je bij vraag 5 aankomt,’ zei Overheul, ‘heb je serieus hoofdpijn.’

Nu maakt ze een nieuw werk op de Paltz, en dat is voor Overheul, die bekend staat om haar geëngageerde werk, best even een sprong. Haar werk, zo was onlangs nog te zien op een solo-tentoonstelling in De Fundatie in Zwolle, is door en door feministisch en maatschappelijk geëngageerd. En dat betekent: gedreven door een ideaal van gelijkheid, rechtvaardigheid en emancipatie. Overheul maakt fluwelige tekstbanieren (waaronder mijn favoriet: ‘Men of quality don’t fear equality’), lichtroze nepmijnen van regenboogorganza, een kalasjnikov van sexy satijn gevuld met sesamzaadjes, een pil die de oplossing is voor al je problemen, en nog veel meer. Haar werk is veelvormig en wordt geïnspireerd door de plek waar ze zich bevindt. Nu eens is dat het Tahrirplein in Caïro, dan weer Noord- Korea, haar woonplaats Utrecht, en nu: de Paltz.

De grote gemene deler van haar werk is structuur: wat gaat er verscholen onder de patronen van alledag? Wat is de kern, de dynamiek van die structuur, wat zegt het over ons? En zo verdiepte zij zich in de onderliggende structuren van de Paltz, een secuur aangelegd boslandschap, dat vergeven is van elektronica. Er zijn hekken die automatisch sluiten, lantaarnpalen die aan en uit gaan volgens een strak tijdschema, camera’s die bezoekers in de gaten houden, een waterval die met een druk op de knop kan worden aangezet. De elektronica is begraven onder de bosgrond, onzichtbaar voor de argeloze bezoeker.

Net zo onzichtbaar voor de argeloze bezoeker is Overheul in haar nieuwste werk aan de slag gegaan. Met nachtcamera’s legde ze de bewegingen van de dierlijke bewoners van de Paltz in het donker vast. Die mysterieuze opnames worden vertoond in een tuinhuisje op het landgoed. Dit tuinhuisje is omgebouwd tot zenuwcentrum, cockpit, een panoptische constructie van waaruit iedereen in de gaten gehouden kon worden. Hier op een stoel, met het natuurlijk bewegende dierenleven om je heen, wordt duidelijk dat alles op de Paltz een scène is. En dat datgene wat vrij lijkt te zijn, onderdeel uitmaakt van de soms beklemmende idylle die Overheul schetst.

Joyce Overheul:  ‘PBI: Paltz Bureau of Investigation’ (2022).

Foto: Gerard Wielenga, PaltzBiënnale 2022

Mede mogelijk gemaakt door:



Volg PaltzBiënnale