Sara Bjarland

Watering the Water

Veronique Hoedemakers

Al enige tijd probeer ik iets van mijn geveltuinen te maken. Ik heb ze vergroot, er staan inheemse planten in, ik giet, ik laat de bladeren liggen en pluk met grote ergernis de slakken er onderuit. Er leven verschillende soorten pissebedden en nu vond ik laatst een salamandertje tussen de bladeren. In een vlaag van zelfoverschatting kwam de vraag op of ik echte natuur aan het creëren was? 

Wat is natuur? Het is een vraag die alleen al door hem te stellen de contradictie ervan aangeeft. Net zoals ik dacht dat ik natuur aan het maken was. Is er een grens waar natuur ophoudt en cultuur begint?

Zijn nesten van meerkoeten of baltsplaatsen van prieelvogels natuur of cultuur? Beide vogels gebruiken immers menselijk afval omdat dat nu eenmaal bruikbaar of kleurrijk is. Zijn de uit pvc-buizen opgetrokken strandbeesten van kunstenaar Theo Jansen cultuur of natuur? Beesten die hij nota bene classificeert en unieke Latijnse soortnamen geeft. De gedachten zwermen door mijn hoofd als spreeuwen boven de polder. Ik probeer de beeldspraak vast te houden. Die polder is aangelegd. Vertegenwoordigen de spreeuwen dan de ware natuur?

Net als ons land is ook landgoed De Paltz bedacht en geconstrueerd. De Douglas sparren zijn hier exoten, de waterval kan met een druk op de knop worden bediend. Maar intussen is het ook een oase van rust en een toevluchtsoord voor dassen en reeën. Wanneer wordt onze kunstmatige leefomgeving weer echtenatuur? En kan dat wel?

Met die vraag in het hoofd ervaar je het atelier van Sara Bjarland als een fascinerend tussenland. Uitkijkend over de Zaan dobber je door een wereld vol spullen die hun oorsprong achter zich hebben gelaten. Een niemandsland tussen dood en levend, een wereld die ons doet denken aan natuur.

Elke maandag struint Sara langs het grofvuil. De spullen die ze verzamelt, vaak massa geproduceerd, geeft ze een liefdevol zetje. Verwrongen, geroeste afdruiprekjes, verbleekte parasols, een luxaflex opgevist uit de sloot, een verdorde palm in een pot met verdroogde aarde. Versleten spullen. Verkleurd, bemost, gebarsten, geknakt of gevouwen, vervuild, verbrand, verfrommeld of samengebonden.

Sara grijpt minimaal in. Ze stapelt, stalt uit, hangt op, assembleert of giet af. Ze koestert, wrijft, kijkt en laat ons meekijken naar de transformatie. Het rekje lijkt gemaakt van twijgjes, de parasols opgehangen als huiden, de luxaflex heeft een tere, in kringen opgedroogde huid gekregen, als vingerafdrukken. De verdroogde palm en een vergeelde luxaflex tonen gelijkenissen.

De mens is al zo lang de natuur binnengedrongen dat we een eigen geologisch tijdperk hebben gecreëerd, het Antropoceen. Toch gaan we steeds meer het belang van andere entiteiten zien. In een tijd waarin we die proberen mee te wegen, waarin we spreken van non-humans en waarin de Noordzee bijvoorbeeld een ambassade kreeg, zoekt Sara een uitweg uit de wegwerpcultuur. Ze herleest die als het ware door er een eigen soort ecologie in te zien. Onze afgedankte spullen hebben natuurlijke eigenschappen gekregen: gaten, scheuren, vlekken of schimmel voorzien ze van hun eigen biometrie. Met de dood op de hielen veranderden door haar toedoen versleten dweilmoppen, in een dierenhuid. Gieters, bijeengebracht tot een soort wildgroei, werden een fontein. Van plantenpotten en tuinparafernalia maakte ze een tuinsculptuur.

Met haar beelden op de Paltz spiegelt Sara ons ook een grotere context voor. Namelijk onze omgang met natuur. Het begieten van ons tuintje wordt een zinloze handeling, de plastic tuinornamenten en plantenpotten verraden ons onbegrip voor onze natuurlijke omgeving. Ze toont ons onze onbeholpenheid. Onze goede bedoelingen.

Ons begrip van natuur is al niet zo duidelijk, maar Sara rekt dat nóg verder op. Ze kijkt ernaar als door een prisma. En aan het uiterste van het spectrum transformeert het object tot natuur. Ik laat mijn gedachten neerstrijken.

Mede mogelijk gemaakt door:



Volg PaltzBiënnale